De casus van de maand juni
Het is alweer 3 maanden geleden dat er een zorgmelding bij ons binnenkwam. Een zorgmelding betekent dat politie betrokken is geweest bij een incident waarbij ook één of meerdere kinderen betrokken waren. De politie doet dan een melding, waarna hulpverlening wordt ingezet om te onderzoeken wat nodig is.
Deze zorgmelding betrof een gezin waar ik al langere tijd bij betrokken ben; vanwege de oudste zoon (14 jaar). Deze zoon had forse problemen op school, waarna hij van school verwijderd is. Er wordt gezocht naar een andere school. Inmiddels zit hij (helaas) al wekenlang thuis.
In het gezin is ook een dochter (11 jaar); ik noem haar Loes. Tot dan toe zijn er nooit zorgelijke signalen over Loes geweest. Ik heb haar wel regelmatig gesproken (i.h.k.v. de problemen van haar broer), daarbij uiteraard ook gevraagd/gecheckt hoe het met haar gaat, maar tot dan toe liet zij op geen enkele wijze weten problemen te ervaren.
N.a.v. de zorgmelding is Veilig Thuis bij het gezin op gesprek geweest. Het incident bestond eruit dat er ruzie was tussen ouders; aan de voordeur, bij het terugbrengen van dochter, die een weekend bij haar vader was geweest. De ruzie liep dusdanig hoog op, dat buurman de politie belde. Uit het gesprek dat de medewerker van Veilig Thuis met de betrokken gezinsleden had, bleek dat Loes graag met een hulpverlener wilde praten; over de problemen die zij ervoer. Gezien het feit dat ik het gezin al geruime tijd kende en Loes het prettig vond met mij in gesprek te gaan, legde Veilig Thuis deze vraag bij mij neer. Ook de problematiek tussen deze ouders werd aan mij overgedragen.
Een week later sprak ik Loes, die erg verdrietig was over de situatie. Zij gaf aan dat er al langere tijd problemen tussen ouders zijn. Vaak gaat het over haar; over het brengen en halen, over haar balletles en over welke ouder, wat moet betalen. Loes is daar verdrietig over, met name over de onduidelijkheid die dit voor haar oplevert, want door de problemen die er tussen haar ouders zijn, gaat de balletles soms niet door en/of wordt de weekendregeling veranderd. Loes vindt dat vervelend, maar durft er met ouders niet over te praten, uit angst dat de problemen tussen ouders daardoor toenemen. ’s Avonds in bed piekert ze er vaak over, waardoor ze niet goed kan slapen. Op school gaat het ook moeizaam en afspreken met vriendinnen doet ze steeds minder vaak. Als ik aan Loes vraag wat ze graag wil/welke wensen ze heeft, is ze heel duidelijk: ze wil weer blij zijn, ze wil dat de ruzies tussen papa en mama stoppen en ze wil graag bij papa wonen.
Later in die week spreek ik de vader van Loes (die niet de vader van haar broer is). Liefst had ik beide ouders tegelijk gesproken, maar moeder liet weten daar absoluut niet voor open te staan. Volgens moeder is er in het verleden teveel gebeurd om nog samen in gesprek te kunnen.
In het gesprek met vader hoor ik zijn kant van het verhaal, over het incident dat leidde tot een zorgmelding. Vader kent de problemen waarmee Loes worstelt. Hij beaamt dat het contact tussen hem en zijn ex zeer moeizaam verloopt en heeft weinig vertrouwen dat het ooit verbeterd. Vader zou graag zien dat Loes bij hem komt wonen en zegt dat ook praktisch te kunnen regelen.
Korte tijd later spreek ik moeder, die haar kant van het verhaal vertelt. Moeder is van mening dat Loes zeer sterk beïnvloed wordt door vader, met als doel moeder buiten spel te zetten en dat zal ze nooit laten gebeuren, zo laat ze weten. Moeder betreurt dat het contact tussen haar en Loes moeizaam verloopt. Eerder hadden zij een prettige, sterke moeder-dochterrelatie, zo laat moeder weten, maar de laatste tijd is Loes gesloten en afstandelijk. Moeder weet niet wat er in haar omgaat. Dat het op school steeds slechter gaat, baart haar zorgen.
Ik stel voor dat we voor Loes speltherapie gaan inzetten. Bij speltherapie kan Loes haar gevoelens uiten (in veilige omgeving) en haar ervaringen verwerken. Het gaat hierbij niet alleen/zozeer om de ervaring van het incident, maar (vooral ook) de ervaringen m.b.t. het gegeven dat zij twee ouders heeft die niet meer constructief kunnen samenwerken en waar zij voor haar gevoel steeds tussen zit. Loes staat meteen open voor dit aanbod. Ouders zijn minder overtuigd. Zij vinden beiden dat de hulpverlening de andere ouder moet aanspreken op zijn/haar gedrag en grenzen moet stellen aan dat gedrag. Beide ouders lijken te denken: Zie hoe goed ik het doe. En zie hoe fout die ander is. Jij bent toch van de hulpverlening!?! Doe er dan iets aan.
Maar zo werkt het niet; in ieder geval niet in dit soort situaties.
Ik heb ouders gevraagd een traject aan te gaan waarin zij kunnen leren weer constructief te kunnen samenwerken; niet als partners, maar als exen en ouders, want zij blijven tenslotte beiden ouders van hun kinderen!
We zijn inmiddels 3 maanden verder. Ouders willen nog geen gezamenlijk traject opstarten en een alternatief hebben zij niet. Maar ik geef niet op. Ik blijf met beide ouders in gesprek, in de hoop dat we een oplossing vinden, zodat het straks beter gaat met deze kinderen. Gelukkig wordt de speltherapie voor Loes wel opgestart.